Historie Remonstranten 17e eeuw

Van Dordtse Synode naar Dordtse gemeente

J.F. van Eck, uit boekje ‘Vrijheid en verdraagzaamheid 1897-1997’

De Dordtse synode als breekpunt, 1618-1619

De geschiedenis van de remonstranten begint in het jaar 1619. Dan worden zij op de synode van Dordrecht (!) weggezonden en veroordeeld. Dit verstrekkende besluit valt na een groot aantal langdurige debatten inzake de predestinatie en de vrije wil van de mens.

De uitspraak van de synode is het eindresultaat van een jarenlange strijd, die begint met een theologische twist tussen de Leidse hoogleraren Franciscus Gomarus en Jacobus Arminius, rond 1600. Kernpunt is de vraag: ‘Is het ware, zaligmakende geloof een vrucht van Gods verkiezing, of is de verkiezing een vrucht van het geloof?’  De calvinist Gomarus meent dat God reeds bij de schepping heeft bedacht (gepredestineerd) wie het geloof zal ontvangen en dus het eeuwig leven verkrijgt. De mens is hierin geheel afhankelijk van de almachtige God, want vanuit zichzelf is hij slechts in staat in zonde te leven.

Arminius wijst deze gedachtegang af. Trouwens, als de mens van nature zondig zou zijn, kan men hem zijn zonden dan wel aanrekenen? Maken de calvinisten op deze manier God niet tot de aanstichter van de zonden? De calvinisten zelf zien deze kwestie als een mysterie Gods, waarover niet verder moet worden doorgedacht. Maar Arminius kan dit niet accepteren, aangezien het haaks op zijn Godsbeeld staat. Hij gaat er van uit dat een mens in vrijheid kan beslissen of hij zich al dan niet wil openstellen voor het geloof. Ieder mens heeft dus zijn eigen verantwoordelijkheid.

Het theologisch geschil neemt steeds scherper vormen aan. Niet in het minst doordat er ook politieke kanten aan zitten. De ideeën van Arminius doen de calvinisten denken aan de rooms-katholieke leer van de goede werken. En uitgerekend het rooms-katholieke Spanje is in deze tijd de doodsvijand van ons land! De tegenstelling tussen de aanhangers van Gomarus (de preciezen) en die van Arminius (de rekkelijken) wordt onoverbrugbaar. Het hele land raakt er langzamerhand bij betrokken. De godsdienstige én politieke spanningen lopen zo hoog op, dat er uiteindelijk een nationale synode wordt bijeengeroepen. Die begint op 13 november 1318, in Dordrecht.

Uitgangspunt voor de theologische discussie is de remonstrantie (verweerschrift) in 1610 opgesteld door Johannes Uytenboogaert, volgeling van Arminius. Centraal in de remonstrantie staat – hoe kan het anders – een vurig pleidooi voor de erkenning dat in de uitwerking van Gods bedoelingen met de mens het individu zelf ook een aandeel heeft. Dit zonder iets af te doen aan de grootheid van God.

De in de remonstrantie neergelegde opvattingen vinden echter geen gehoor bij de meerderheid van de synode. Integendeel, de standpunten verharden zich. Tenslotte gaat men er, op 6 mei 1619, toe over ruim 200 remonstrants gezinde predikanten af te zetten en te verbannen; hun volgelingen worden aan vervolging blootgesteld. Een bittere afloop voor de remonstranten, die nota bene zelf het initiatief tot het bijeenroepen van de synode hadden genomen in een poging een zekere pluriformiteit van opvattingen binnen één protestantse volkskerk mogelijk te maken.

Naar de term ‘remonstrantie’ gaan de geestverwanten van Uytenboogaert zich ‘remonstranten’ noemen. In het buitenland is de aanduiding ‘Arminianen’ tot op heden bekender.

Nog in hetzelfde jaar, in oktober 1619, organiseren de Arminianen zich in Antwerpen in de Remonstrantse broederschap. Aanvankelijk blijven ze gering in aantal. Tot 1630 worden zij fanatiek vervolgd; daarna wordt hen oogluikend toegestaan in schuilkerken hun bijeenkomsten te houden. Eerst aan het eind van de 19e eeuw komt de Remonstrantse broederschap tot bloei, en wel dankzij de opkomst van het modernisme (=vrijzinnigheid).